Als de spreekbeurten van groep zeven eraan komen, zijn alle kinderen benieuwd wat Koen gaat doen. Al zolang hij bij hen op school zit, heeft hun klasgenoot geen woord gesproken. Wanneer het zijn beurt is, schuifelt hij naar het digibord en verschijnt er een schilderij van een zwaan. Hij kijkt zijn klasgenootjes aan en begint te praten. ‘Ik houd mijn spreekbeurt over… alles.’ Koen vertelt over zijn fascinatie voor dieren die kunnen vliegen en voor de zwaan in de sloot achter zijn huis, maar ook over zijn moeder die verdwenen is, over het getreiter van zijn klasgenootjes en zijn heimelijke wraak. Over zijn vader die hem alle moeilijke woorden heeft geleerd, en over ‘opa’; de man van de moestuin om de hoek, die Koen als enige echt begrijpt. De spreekbeurt blijkt een geschiedenis die de jongen móét vertellen; de onthulling van een verstrekkend en voor alle betrokkenen even beladen familieverhaal. We moeten praten is een korte maar hartverscheurende roman van Jan van Mersbergen. Een verhaal in de vorm van een spreekbeurt, met een onvergetelijke afloop.