Na afloop van een oogheelkundig congres over kokerzien in Havana ontmoet
Jan, een Nederlandse oogarts, de Cubaanse Luz. Ze is de dochter van een
heldin van de revolutie. In tegenstelling tot haar moeder, die de idealen van de
revolutie door een gekleurde bril blijft zien, loopt Luz vast in de realiteit van een
leven vol tegenwerking en tekorten. In eigen land voelt zij zich in vergelijking
met de binnenstromende toeristen een tweederangsburger. Bovendien raakt
ze in moeilijkheden door betrokkenheid bij de opzet van onafhankelijke
bibliotheken. Wat voor Jan echte liefde lijkt, is voor haar eerder een vorm
van love-sharing. Een mogelijkheid om weg te komen uit een land dat haar
verstikt maar waarvan zij niet kan loskomen. Hun relatie krijgt onverwachte
wendingen door de geboorte van een zoon maar ook door wederzijds onbegrip.
Jan loopt vast in de val van verliefdheid, vecht met verantwoordelijkheid en kan
het failliet van een relatie waarvoor hij veel heeft opgegeven, niet aanvaarden.
Luz wordt een speelbal van heimwee en woede en vindt bij haar moeder een
klankbord voor gefrustreerd verdriet.
Een ontroerende roman over wat machteloosheid met Cubanen doet, over de
lagen en de listen die de liefde in petto kan hebben en over het wrede toeval dat
mensen parten speelt.