In het begin van de negentiende eeuw is Japan nog een groot mysterie. Alleen een klein aantal Nederlanders en Chinezen mogen op twee afgezonderde eilandjes in de Baai van Nagasaki handel drijven. Koning Willem I stuurt Jan Cock Blomhoff naar Japan om als 'Opperhoofd' te gaan werken op de Nederlandse factorij te Decima. Tegen de uitdrukkelijke regels in brengt hij in 1817 zijn vrouw Titia en zoontje Johannes mee. Vooral haar aankomst op Japanse bodem zorgt dan ook voor veel opschudding onder de lokale bevolking. Ondanks haar korte verblijf heeft Titia een grote indruk achtergelaten. De schilders van Nagasaki beschouwden haar als fascinerend studiemateriaal. De beeltenis van Titia wordt tot op vandaag nog gereproduceerd als historisch icoon van de westerse vrouw, hetgeen haar een toevallige plaats in de geschiedenis heeft bezorgd.