Op de avond van 25 februari 1943 worden de 26-jarige Mirjam Blits en haar man Eddy door de Sicherheitsdienst van hun bed gelicht. Zij moeten zich zo snel mogelijk klaarmaken voor hun lange reis Ruim twee jaar later keert Mirjam terug in Amsterdam. Moederziel alleen, want haar man Eddy, haar vader, haar moeder en haar hele familie hebben de gaskamers niet overleefd. In haar grote eenzaamheid grijpt Mirjam pen en papier en begint te schrijven. Alles wat ze heeft doorstaan wordt opnieuw beleefd, de doden leven weer, haar beulen staan weer dreigend voor haar Pas wanneer ze haar hele verhaal van zich heeft afgeschreven kan ze berusten. Mirjams manuscript belandt bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Zij die het daar lezen zijn diep onder de indruk. In 1961 verschijnt een boekuitgave. Vijftig jaar later verschijnt de heruitgave van Mirjams ontroerende en verrassend eigentijdse geschiedenis. Mirjam Blits was de tante van Jeroen Krabbé. De acteur/schilder raakte zeer ontroerd door het dagboek van zijn `tante Mary. Het inspireerde hem tot een schilderijenserie over zijn joodse familie: De ondergang van Abraham Reiss. Voor deze heruitgave schreef Jeroen Krabbé een indringend voorwoord. Mirjam Blits (1916 2004) besloot na het opschrijven van haar oorlogservaringen dat haar leven verder moest gaan. In 1949 trouwde ze opnieuw. Ze werkte als leidinggevende in de confectie-industrie en was een van de initiatiefnemers van het Amsterdams Confectiecentrum