Aan het eind van zijn leven gekomen kijkt een zeer oude man terug naar zijn bestaan en schrijft zijn herinneringen op. Niet omdat hij daar zo trots op is, maar omdat hij van de Allerhoogste gehoord heeft dat het moet… Een kind van twaalf jaar wordt opgeleid tot priester. Wanneer hij volwassen is, trekt hij als een soort troubte-shooter door de landen van het werelddeel Atlantis. Wij kijken met hem mee en zien hoe hij worstelt, struikelt en groeit tot hij groot is geworden - ook al bewoont hij een lichaam van slechts anderhalve meter hoog. Ondertussen gebeuren er de vreselijkste dingen om hem heen zoals rituele moorden, brandstichting, slavernij en experimenten met kernenergie. Niet wat je noemt een schokvrij bestaan, zelfs als je bedenkt dat hij veel langer geleefd heeft dan je nu nog voor mogelijk houdt. We zien ook hoe hij geconfronteerd wordt met het verschil in denken en technisch kunnen tussen de verschillende rassen: enerzijds het uitsluitend mentale weten van zijn eigen ras, anderzijds het mate- riëel gerichte weten van de ‘anderen’. Hij leert omgaan met wat wij
‘vliegende schotels’ noemen, hij ervaart hoe je met zo’n ding ook de grenzen van de tijd kunt overschrijden en hij leert de mens te zien zoals hij in de kern is - ook wanneer diens gedrag daarvan afwijkt. Uiteindelijk wordt het duidelijk dat Atlantis een ramp dreigt te overkomen. Zijn leeftijd heeft hem dan al afhankelijk gemaakt, zodat zijn vrienden hem de grootste verrassing van zijn leven kunnen bezorgen: achter zijn rug organiseren ze transport - niet alleen voor hem, maar ook voor allen die hem als hun leider zien. In het nieuwe land kan hij dan zijn laatste opracht uitvoeren door zijn herinneringen op te schrijven. Eigenlijk, ondanks alle interessante gebeurtenissen, is het vooral een boek van verdriet. Ondanks de innerlijke communicatie met de Allerhoogste is er toch het heimwee naar Huis en het besef van de problemen die het leven in de materiële wereld met zich meebrengt. De eenzaamheid van het begrijpen en het niet begrepen worden, gevoegd bij het besef van eigen vergissingen, maken dat al zijn herinneringen de ondertoon dragen van weemoed, ook wanneer er eens hartelijk gelachen kan worden.