In de jaren twintig hakte Oscar Jespers, de zoon van de beeldhouwer Emile Jespers, vooral beelden in marmer en aanverwante materialen in kubistische stijl met een duidelijke Afrikaanse inspiratie. Uit deze periode stamt het wit natuurstenen "Monument voor de gesneuvelden" van de Eerste Wereldoorlog in Oostduinkerke. De vormen zijn hier echter vrij naturalistisch in vergelijking met andere beelden van de kunstenaar uit deze periode. Jespers vormde met zijn broer de kunstschilder Floris Jespers, de dichter Paul van Ostaijen en anderen een groep jonge kunstenaars in het Antwerpen van tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Na de herbegrafenis van Van Ostaijen op het Schoonselhof te Antwerpen maakte Jespers in 1937 een grafmonument.
In de jaren-1930 werd zijn werk expressionistischer - onder meer Geboorte uit 1932 is te bezichtigen in het Antwerpse beeldenpark Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim. Vanaf het midden van de jaren dertig verliet hij steeds vaker steen als materiaal. Terracotta liet hem toe zijn modellen 'intiemer' voor te stellen en tegelijkertijd ook realistischer.
Na de Tweede Wereldoorlog legde hij zich toe op brons. Ook daarvan is een voorbeeld aanwezig in Park Middelheim: In de zon (1947).
Oscar Jespers was verbonden aan de Ecole nationale superieure des arts visuels (ENSAV), voorheen de Ecole nationale superieure d'Architecture et des Arts Decoratifs (ENSAAD - la Cambre) in Brussel. Leerlingen van hem waren onder anderen Willy Anthoons, Reinhoud D'Haese, Theresia van der Pant en Andre Willequet.
Nederlandse kunsthistorica Jose Boyens verdedigde haar thesis over het beeldhouwwerk van Oscar Jespers aan de universiteit van Utrecht en publiceerde daarna artikelen, verzameledities en monografieen over ruim 125 levende beeldhouwers en ruimtelijk werkende kunstenaars.