De Italiaanse architect Andrea Palladio (1508-1580) wordt wel beschouwd als een van de grondleggers van de moderne westerse architectuur. Binnen zijn omvangrijke oeuvre nemen de villas, vanaf de eerste grote opdracht voor Villa Godi tot de bij zijn dood nog onvoltooide Villa Rotonda, een aparte plaats in. De aanleg van de villas maakte deel uit van de grootschalige drooglegging en ontginning van de Veneto, het verwaarloosde achterland van de Republiek Venetië, dat in korte tijd werd herschapen in een graanschuur voor de overbevolkte stad. Palladio, voor de opgave gesteld om voor de eigenaars van de nieuwe landbouwondernemingen buiten-huizen en bedrijfsgebouwen te ontwerpen, ontwikkelde een nieuw type buitenplaats: de landbouwvilla. De villas van Palladio zijn een even getrouwe als originele vertaling van de principes van de Romeinse bouwkunst en vallen niet alleen op door hun sobere en aardse architectuur, maar ook door de vanzelf-sprekende wijze waarop ze in het landschap zijn gesitueerd. De auteurs hebben zich afgevraagd of daaraan niet een geraffineerde enscenering ten grondslag ligt. Close reading van de Quattro Libri dell Architettura, het traktaat dat Palladio in 1570 publiceerde, maar vooral minutieus veldonderzoek geven daarop het antwoord. In Palladio, de villa en het landschap wordt de plansystematiek waarmee Palladio te werk ging ontrafeld aan de hand van een ruimtelijke analyse van de tien meest kenmerkende villas. Zij zijn rijkelijk gedocumen-teerd met fotos, kaarten en tekeningen.