Onder het gezag van de legendarische nomadenkoning Djengis Khan was Mongolië in de dertiende eeuw het grootste wereldrijk. Als nomaden waren de Mongolen al eeuwenlang bekend met het sjamanisme. In de zestiende eeuw brak het boeddhisme door. De sjamanistische góden en demonen werden ondergeschikt gemaakt aan de Boeddha en opgenomen in de boeddhistische rituelen. Zo dansten in Mongolië de góden en demonen uit beide stromingen tijdens de boeddhistische tsamdans met elkaar. De dansers gingen gekleed in rijk versierde kostuums en droegen imposante maskers.
In deze catalogus bij de tentoonstelling De Dansende Demonen van Mongolië worden de prachtigste kunstwerken toegelicht die bewaard zijn gebleven uit de periode na deze bekering tot het boeddhisme. Adembenemende maskers, kledingstukken en andere dansattributen, muziekinstrumenten, schitterend verguld bronzen en zilveren beelden, fraaie schilderingen en indrukwekkende heilige boeken brengen de intense Mongoolse geloofsbeleving op treffende wijze in beeld, gecompleteerd met recent ontdekte oude foto’s.