We schrijven eind jaren vijftig. Serge wordt door zijn ouders naar de kust gestuurd voor de behandeling van zijn spierziekte. Hij is vastbesloten het Instituut te gaan haten. Dokter Snoeremans kan toch niets voor hem doen, en de andere jongens en meisjes maken het hem moeilijk. Desondanks groeit er een samenzweerderig gevoel van verbondenheid met de groep. Serge gaat zich geleidelijk thuis voelen aan zee, tot een foto en de vervanger van de zwemtherapeute de rust komen verstoren. Serge ontdekt dat hij niet op meisjes valt. Gelukkig is er Tony, een echte vriend.