Odilon vindt in de huisbibliotheek een oud boek over zijn familie. Uit het boek valt een perkament. Odilon en de gravin vragen aan Jommeke om de tekst op het perkament te ontcijferen. Via professor Gobelijn komt een aanwijzing betreffende een Oostenrijkse burcht aan het licht. Met de vliegende bol vertrekken ze richting Oostenrijk en al snel komen ze bij de ruïne van Piepenburg aan. Daar vinden ze een steen met een handafdruk. Wanneer Odilon met zijn hand in de afdruk drukt schuift de steen opzij en wordt een diepe put zichtbaar. Ze verkennen de put en vinden een enorme schat. Ze krijgen echter problemen om terug uit de put te geraken maar met de hulp van een paard lukt het toch. De eigenaar van het paard, baron Loereberg, reageert nogal boos als hij de naam 'Van Piependale' hoort. Het geslacht Loereberg was in het verleden de aartsvijand van de 'Van Piependaeles'. Jommeke en zijn vrienden worden gevangen genomen en opgesloten. De baron wil dat Odilon afstand doet van zijn grond en de schat. Maar de baron en zijn twee zonen komen bij een grondverzakking vast te zitten bij de schat. Jommeke en zijn vrienden kunnen uit hun gevangenis ontsnappen en bevrijden de ongelukkigen. Odilon en Loereberg verzoenen zich. Met de schat wordt een nieuwe burcht gebouwd die de naam Piepeloereburg zal dragen.