Een heel gewoon gezin. Vader, moeder, kind. Een heel normale scène die zich overal ter wereld zou kunnen afspelen: de wekker gaat, het kind moet naar school. Maar in de roman van Zeruya Shalev wordt het de ouverture van een van de subtielste en onvoorspelbaarste huwelijksverhalen in de moderne literatuur.
Het huwelijk van Oedi en Naïma is een doodlopende steeg geworden. Oedi laat geen gelegenheid onbenut zijn vrouw erop te wijzen dat het hem lichamelijk alleen maar slecht gaat, omdat zij hem acht jaar eerder bijna met een schilder heeft bedrogen. Hij raakt afwisselend verlamd en blind, tot wanhoop van zijn vrouw en dochter. Ten einde raad brengt Naïma (ze voelt zich altijd schuldig, al heeft ze met de schilder niets gedaan) haar man naar een jonge genezeres. Het wordt een doorslaand succes: Oedi trekt bij de genezeres in en Naïma begint een heftige affaire met een architect. Maar toch komen Oedi en Naäma bij elkaar terug, misschien dat ze in hun onderlinge oorlog iets over het hoofd hebben gezien dat boven alle conventies uitstijgt.