Hockney realiseert zich dat de camera lucida slechts een van de vele projectie-instrumenten is die in de loop van eeuwen zijn ontwikkeld, varierend van een eenvoudige lens tot een camera obscura, een donkere kamer waar het licht afkomstig van een voorstelling via een klein gaatje binnenvalt en ondersteboven op de tegenoverliggende muur wordt geprojecteerd. De naam camera lucida voor de uitvinding van Wollaston zinspeelt ook op het feit dat er voor zijn instrument geen donkere kamer nodig was. Hockney weet dat de Hollandse schilder Johannes Vermeer (1632-1675) bij het vervaardigen van zijn interieurs zeer waarschijnlijk gebruik heeft gemaakt van een camera obscura. Hij vraagt zich af of er niet veel meer schilders dit soort technieken hebben toegepast. Daarom stort hij zich in de Europese kunstgeschiedenis.