Han van der Horsts grootvader ervoer twee wereldoorlogen aan den lijve en overleed op zijn zevenenzestigste aan een hartkwaal waar destijds geen kruid tegen gewassen was. Nu hij zelf een man op leeftijd is geworden, beseft Van der Horst hoe onwaarschijnlijk veel geluk hij had om te mogen opgroeien in de tweede helft van de twintigste eeuw, een tijd van ongekende voorspoed. Meeslepend als altijd schetst Van der Horst de onvoorstelbare opkomst van Nederland in deze jaren. De welvaart groeide razendsnel, velen kregen een eigen auto, het massatoerisme ontstond en de levensverwachting en het opleidingsniveau namen spectaculair toe. Het was ook een halve eeuw van bevrijding. Afhankelijkheid van familie, kerk en buurt maakte plaats voor individuele vrijheid. Knellende normen weken voor tolerantie, bijvoorbeeld voor andere samenlevingsvormen en homoseksuele relaties. Van der Horst neemt ons mee naar de benauwde zoldertjes waarop vele jonge gezinnen tijdens de woningnood van na de oorlog moesten wonen. Hij toont het prille geluk van de eerste welvaart, van de eerste flatjes met een geiser en een douche, tot en met de zelfvoldane natie die online ging en een hoge economische vlucht nam in de jaren negentig. Het waren decennia die voor velen getekend zullen zijn door de spreiding van televisies, autos, huizen, kennis en macht: een halve gouden eeuw van hoop, vooruitgang en optimisme. Misschien wel de mooiste jaren van Nederland. Han van der Horst (1949) is historicus. Hij schreef de afgelopen twintig jaar tal van boeken waaronder Nederland. De vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot nu en Een bijzonder land. Het grote verhaal van de vaderlandse geschiedenis. `Tegen de muur van de eetkamer stond een meubelstuk waartoe vrijwel alle kleinbehuisde jonggehuwden van Nederland veroordeeld waren: het opklapbed. Het frame met de matras erin werd vaak verborgen achter een gordijntje. Elke avond schoven overal in Nederland de echtelieden stoelen en tafel opzij, zodat zij het tweepersoonsbed naar beneden konden klappen. Ik durf er een eed op te zweren dat ik in zon opklapbed ben verwekt, net als de meeste Nederlanders die zich tot de naoorlogse geboortegolf mogen rekenen.