Leven en werk van de dichter, geleerde en advocaat Willem Bilderdijk (1756-1831) vallen in twee woorden te karakteriseren: onstuimig en mateloos. Zowel in zijn overgave aan literatuur en liefde als in zijn bezwaren tegen de middelmatigheid van zijn tijd, zijn luidruchtig beleden hypochondrie en zijn verdediging van de spontaniteit en genialiteit van het kunstenaarschap laat hij zich kennen als een romanticus pur sang. Ook in politieke zin wenste Bilderdijk stelling te nemen. Hij betoonde zich in 1795 tijdens de strijd tussen de patriotten en de prinsgezinden een tegenstander van de eersten, werd na het uitroepen van de Bataafse republiek in 1795 verbannen en begon - met achterlating van vrouw en kinderen - aan een zwerftocht die hem via Groningen en Hamburg naar Londen voerde. Liefde en ballingschap, Marita Mathijsens keuze uit de correspondentie van Bilderdijk in de roerigste periode van zijn leven, bevat brieven die de dichter tussen 1795 en 1797 richtte aan de drie belangrijkste vrouwen in zijn leven: zijn echtgenote, zijn schoonzus en zijn twintig jaar jongere Engelse geliefde. In de hartstochtelijk geschreven brieven is een radeloos man aan het woord, die verslag doet van de ontberingen, ontmoetingen en observaties tijdens zijn omzwervingen, die de thuisgeblevenen zijn zakelijke beslommeringen delegeert en die - eenmaal in Londen - wanhopig verliefd wordt op de jonge Engelse aan wie hij tomeloos gepassioneerd al zijn gevoelens uit. Liefde en ballingschap is als hertaling van een achttiende-eeuwse tekst een primeur in de Nederlandse letteren. Marita Mathijsen studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, waaraan ze tegenwoordig als hoofddocent is verbonden., Ze promoveerde in 1987 op De brieven van De Schoolmeester en is een autoriteit op het gebied van de negentiende-eeuwse Nederlandse letteren. Ze publiceerde onder meer gefingeerde gesprekken met schrijvers van die eeuw in De geest van de dichter en het als standaardwerk geldende Naar de letter. Handboek editiewetenschap.