Nederlands-Indië rond de eeuwwisseling. Minke, de hoofdpersoon in Kind van alle volken, heeft het gevecht om zijn vrouw verloren — de strijd van de 'inlander' tegen de Nederlandse koloniale wetgeving was bij voorbaat kansloos. Teleurgesteld wil hij weg van Wonokromo om in Batavia voor arts te gaan studeren. Zijn journalistieke aspiraties brengen hem echter in aanraking met de minimale levensomstandigheden van de Javaanse boer — een wereld die hij als zoon uit een adellijk geslacht niet kende. Minke ontmoet een jonge Chinese revolutionair die naar Nederlands-Indië is gekomen om steun te verkrijgen voor zijn strijd ter omverwerping van het oude, feodale China.
De 'kleine' Javaanse wereld maakt plaats voor een weidser panorama en een nieuw besef van een wereld die borrelt en gist komt naar voren: het machtige Japan dat nooit gekoloniseerd is geweest, en zelfs almaar sterker wordt; de revolutie op de Filipijnen alwaar Amerika de rol van de Spaanse bezetter overneemt; en niet op de laatste plaats de angst bij de kolonialen voor de ontkieming van nationalistische gevoelens bij de volken van Zuidoost-Azië.
De onaantastbaarheid en superioriteit van Europa lijken af te brokkelen...