De volkstuingebruiken – de tuincontrolecommissie, de fancy fair, de strijd tussen ‘geitenwollen sokken’ en ‘tuinkabouters’ – worden door Hendrik op hilarische wijze beschreven
Als Emma Quaadvliegh na het overlijden van haar man oude papieren opruimt, vindt ze een vergeten inschrijving terug voor een tuinhuisje bij ‘Rust en Vreugd’. Ongemerkt is er elf jaar wachttijd verstreken, ze kan nu elk huisje krijgen dat vrijkomt. Emma wordt bij de eerste bezichtiging op slag verliefd op een gezellig, rommelig tuinhuisje met dito tuin en ze besluit impulsief: ik kan wel wat afleiding gebruiken, ik neem het! Dat ze geen verstand heeft van tuinieren maakt gelukkig niet veel uit, want aardige buren bieden direct hun hulp aan.
Ook de voorzitter van de vereniging komt onuitgenodigd op de thee. Om kennis te maken, maar vooral om haar te wijzen op de regels met betrekking tot de hoogte van de heg, het bestrijden van het onkruid en het verplichte algemeen onderhoud.
Al snel blijkt dat het er tussen de tuinders in het prachtige groene paradijs niet altijd even vredelievend aan toegaat. Toch is Emma vastbesloten er hoe dan ook iets moois van te maken. Maar wilden Adam en Eva dat ook niet?
In de pers
‘Nederland in het klein: tuinkabouters, intolerantie en fuchsia’s.’ NRC
‘Hendrik Groen gaat groen!’ Margriet
‘Niet alleen het leven in een verzorgingshuis, ook dat op een volkstuinencomplex blijkt volop inspiratie te bieden voor hilarische en soms verbijsterende avonturen.’ Blijtijds Magazine