Goethes Faust, het verhaal van de man die zijn ziel verkocht aan de duivel in ruil voor jeugd en succes, is een van de meest vertaalde werken ter wereld.
Vijf dagen voor zijn dood schreef Goethe in zijn laatste brief met enig gevoel voor understatement over het eindelijk voltooide tweede deel van Faust als "diese sehr ernsten Scherze" waarmee de lezer van de toekomst zich een paar uurtjes zou kunnen vermaken. Deze paradoxale woordcombinatie van het serieuze met het grappige is een weloverwogen karakteristiek van Goethe die laat zien dat in de complexe meerstemmigheid van Faust de humor niet ontbreekt.
Deze meerstemmigheid is op voorbeeldige wijze omgezet in tijdloos Nederlands door Carel Steven Adama van Scheltema ('Faust' I, 1911) en Nico van Suchtelen ('Faust' II, 1920), twee meestervertalers met een subliem gevoel voor poëzie. Deze in 1982 grondig herziene vertalingen zijn sedert hun verschijnen bij Uitgeverij Wereldbibliotheek onafgebroken verkrijgbaar geweest.
Het voorwoord van Herman Meyer, die van 1947 tot 1976 hoogleraar Nieuwe Duitse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam was, plaatst Faust in een literatuurhistorisch kader.