Na 15 mislukte jaren als landverhuizer in Japan en Nieuw-Zeeland keert Van Heest zonder zijn vrouw en met slechts een tas met schriften en vijf onderbroeken terug naar Nederland. Na vijftien mislukte jaren als landverhuizer in Japan en Nieuw-Zeeland keert Detlev van Heest zonder zijn vrouw en met slechts een tas met schriften en vijf onderbroeken terug naar Nederland, waar hem een reeks tegenslagen wacht. Zijn zorgvuldig geboekstaafde tocht naar lager wal voert de lezer mee langs een zolderkamer in Arnhem, een opleiding telefonie in De Klomp, drie jammerlijke sollicitaties bij de parlementsfractie van de Partij voor de Dieren en een dramatisch verlopend leraarschap Duits in Purmerend. Zijn leven neemt een verbluffende wending wanneer hij aangenomen wordt als parkeercontroleur in Hilversum. Daar ontdekt hij dat hij eindelijk ergens in uitblinkt: het bekeuren van auto's. Parkeren in Hilversum is een tragikomische schets van het Gooi en van woedende, scheldende en liegende autobezitters. Maar bovenal is het een ode aan de vriendschap en de afhankelijkheid. Als repatriant blijft Detlev van Heest uiteindelijk op de been dankzij het echtpaar Voskuil, dat zich over hem ontfermt als ware hij het verloren schaap. Het boek eindigt met de laatste maanden van het leven van J.J. Voskuil, ontroerend beschreven, niet door Van Heest zelf, maar door Kootje, zijn uit Nieuw-Zeeland nagezonden Japanse poes.