'Een knap en ingetogen debuut waarin je de zee vóélt beuken. O'Connor reserveert in haar boek een hoofdrol voor de woeste natuur. Haar omsschrijvingen zijn ingetogen en prachtig, wars van sentiment'- de Volkskrant
Het is 1938 en voor Manod, een jonge vrouw die op een eiland voor de kust van Wales woont, lijkt haar wereld al te eindigen nog voordat ze een leven heeft kunnen opbouwen. Na de omineuze verschijning van een gestrande walvis op de kust en geruchten over onderzeeërs die de wateren onveilig maken, zetten de eilandbewoners zich schrap.
Wanneer twee antropologen van het hoofdeiland arriveren om de gebruiken van de eilanders te bestuderen, ziet Manod een gelegenheid om het eiland te verlaten en het leven te gaan leiden dat ze voor ogen heeft. Maar terwijl ze hen over de kliffen rondleidt, raakt ze verstrikt in hun relatie en haar verbeelde toekomst lijkt buiten bereik te raken.
Elizabeth O’Connor heeft met Walvistij een prachtige, verpletterend mooi debuut geschreven over verlangen en verraad tegen de achtergrond van een wereld die zich aan de rand van een afgrond bevindt.
‘Even beeldend als talig [...] klein maar rijk boek ’ – Het Parool