Terwijl er in de jaren vijftig binnen de oudtestamentische wetenschap een vrij grote mate van eensgezindheid bestond als het ging om de meer algemene methodische uitgangspunten, is er sindsdien een levendige discussie ontstaan juist over deze grondslagen. In ons land hebben structuralisme, marxistische en feministische exegese en de zogenaamde Amsterdamse school niet alleen reacties binnen de wetenschappelijke wereld opgeroepen, maar ook de aandacht getrokken van niet-oud-testamentici, zoals predikanten en de meer ervaren niet-theologische gevormde bijbellezers. De beste aanpak om het verschil in werkwijze duidelijk te maken is om ÈÈn bepaalde tekst als uitgangspunt te nemen. Iaat heeft een groep docenten van de Theologische Faculteit van de Rijksuniversiteit te Utrecht gedaan uil de resultaten van dit project vindt men in deze publikatie.
Als tekst werd het verhaal in Genesis 12:10-20 gekozen over Abrams tocht naar Egypte. Dat is een interessante passage, die bij de lezer de nodige vragen oproept: Is het verhaal een literaire eenheid? Hoe is het ontstaan? Is het 'waar gebeurd'? Waarom laat Abram zijn vrouw een leugen vertellen en wordt hij aan het eind van het verhaal nog beloond ook, terwijl de farao met plagen wordt gestraft? Waarom zegt Sarai in het verhaal geen woord? Waarom komen er twee andere verhalen in Genesis voor met ongeveer hetzelfde plot?
De auteurs belichten in hun bijdragen steeds andere aspecten van de uitleg van deze bijbeltekst en geven argumenten voor hun benadering. Zij zijn het bepaald niet altijd onderling eens, maar blijven met elkaar in gesprek. Hierdoor krijgt de lezer ruimschoots de gelegenheid zijn of haar eigen standpunt te bepalen.