Geen enkele oude beschaving heeft zulke indrukwekkende, fascinerende en tegelijkertijd zo weinig "menselijke"getuigenissen nagelaten als de Egyptische beschaving. In het oude Egypte is kunst niet de expressie van de mens, maar een levendige en werkzame verbeelding van de schapping. De extreme en krachtige natuur van de Nijlvallei - waar de vruchtbare laagvlakte zonder oplossende contiuiteit wordt afgewisseld door de woestijn en waar in een onverzoenlijke cyclus de overstorming het landschap uitwist om nieuw leven te laten ontstaan - geeft vorm aan de Egyptische kunst. De Egyptische kunst is namelijk in de eerste plaats een direct uitvloeisel van het godddelijke en als zodanig manifesteert het goddelijke zich in deze kunst met mathematische strengheid en strikt gecodificeerde canons.
Religie is alles en alles is religie in het oude Egypte. In de Egyptische wereld heeft kunst geen esthetische waarde. Kunst is het symbool van de natuur waaraan de essentie moet worden ontfutseld zonder haar te imiteren en waarin aan het individu geen vrijheid en autonomie is toegestaan . De kunstwerken die de tempels, paleizen en graven versieren hebben altijd de magische functie. Ze hebben een bepaalde werking en ze beschermen. Ze zijn dus geen imitatie van de natuur maar zijn integendeel zelf een schepping : levendig en krachtig. De magie en religieuse opvatting van deze kunstenaars/scheppers wordt ook nu nog gevoeld. Ook als deze kunstwerken naar buitenlandse musea ver van de verblindende zon van Afrikaanse woestijn worden overgebracht, zien bezoekers in de vitrines de verbeelding van een natuurlijke, menselijke wereld die echter helemaal doordrongen is van het goddelijke waardoor ze is gaan schapen een wereld waarin de mens en zijn kunst het allerhoogste van de goddelijke schepping vertegenwoordiger.