Na zes jaar van oorlog tegen de Gallische stammen stelde Julius Caesar in 52 v.Chr. vast dat er opnieuw een vijand van het Romeinse Rijk bedwongen was. Bijna een miljoen Galliƫrs werden tot slaaf gemaakt en hun land werd een provincie van het uitdijende Romeinse imperium. Al snel stroomden tonnen Gallisch graan en een vermogen aan belastingopbrengst naar de hoofdstad, waar de burgers het er goed van namen. Niets was meer hetzelfde sinds voortvluchtige misdadigers Rome bijna vijf eeuwen eerder hadden gesticht. Het stadje op de zeven heuvels was dankzij militair inzicht en politieke sluwheid uit zijn voegen gebarsten, en de Romeinse republiek strekte zich uit langs de hele Middellandse Zeekust. Julius Caesar zou later vermoord worden in de Senaat, wat het begin van de keizertijd inluidde. Krankzinnige alleenheersers en eerzuchtige aanvoerders hielpen het machtige Romeinse Rijk langzaam van binnenuit om zeep. -