We schrijven het jaar 1370, de tijd van de inquisitie. Twee pausen voeren een verbeten strijd om de heerschappij in de katholieke kerk: Clemens VII in Avignon en Urbanus VI in Rome. Grootinquisiteur Guillermo Barnal krijgt van Clemens VII opdracht om een satanische moord te onderzoeken. Een abt is bij zijn kerk gekruisigd, waarna zijn lichaam in brand is gestoken. In de buurt van de plek van het misdrijf worden een joodse vader en zoon aangetroffen. De inquisiteurs zien de twee als perfecte zondebokken en arresteren hen. Maar op de dag van de rechtszaak doet de vader een wanhoopspoging om zijn zoon te redden: hij beweert dat de jongeman zijn zoon helemaal niet is. Hij is zelfs geen jood maar een christen. Zijn naam is Nicolas en hij is als kind geadopteerd. Tot ieders verbazing gelooft Barnal het verhaal en besluit hij Nicolas vrij te laten. Maar dan duikt er opnieuw een vermoorde geestelijke op. En deze keer vertoont het gekruisigde lijk ook tekenen van de ‘zwarte dood’...