‘Never believe in a standing ovation.’ Het levensadvies van Toots Thielemans bleef jaren nazinderen bij Steven de Bruyn. Dat je het publiek elke avond opnieuw voor je moet winnen, ondanks alle accolades. Zelfs al speelde je zeven jaar bij El Fish, een van Belgiës beste rootsbands ooit. Of vijftien jaar bij The Rhythm Junks, een van de meest gewaagde groepen van de Lage Landen. Zelfs al heb je je eigen model bij een legendarisch harmonicamerk. Never. Believe. Die eeuwigheid van twijfel heeft het sterkste, meest gelaagde album uit de carrière van De Bruyn opgeleverd. 'The Eternal Perhaps' is vaak filmisch, soms poëtisch, en boven alles een muzikale vertelling over de man die Steven is wanneer hij ’s ochtends in de spiegel kijkt. ‘In vijf dagen tijd had ik mijn album klaar. Ik speelde een paar try-outs in mijn eentje. Dat lukte, maar muziek is voor mij iets sociaals.’ Steven belde Jasper Hautekiet, bassist van The Rhythm Junks. ‘Wij kennen elkaar door en door: hij weet op voorhand welke fout ik ga maken.’ Volgende telefoon: Annelies Van Dinter, a.k.a. Echo Beatty. Steven: ‘Ik had met haar een improvisatieset gespeeld. Het was lastig, het schuurde. En plots wist ik: dit is de zangeres op wie ik heb gewacht.’