Kurdy en Jeremiah nemen dienst als contractarbeiders in een stad die fungeert als toevluchtsoord voor zeer rijke gasten. De dochter van eigenaar van de stad, Romea, is verliefd op Julius, een vieze stinkende uitgestotene, die buiten de stad zwerft en op een doedelzak serenades speelt voor Romea. In plaats van rustig werk en goede arbeidsvoorwaarden, zoals de twee metgezellen hadden verwacht, krijgen ze een identificatienummer toegewezen en moeten ze ondankbaar werk verrichten. ‘s Nachts worden ze opgesloten in een afgesloten kazerne. Een kleine onruststoker verstoort de rust van deze stad, trotseert de autoriteiten, beklad de muren en schopt vuilnisbakken om. Hij wordt vanwege zijn kostuum de zwarte engel genoemd. En dan worden er ook stierengevechten gehouden ...