Yad is gestopt met zijn studie medicijnen omdat hij het Amsterdamse nachtleven – met al zijn verleidingen – te aanlokkelijk vindt. Zijn overbezorgde en strenge moeder sommeert hem terug naar huis te komen om zijn leven weer op orde te brengen. Joris ligt voortdurend overhoop met zijn aan plastische chirurgie verslaafde moeder Simone en heeft bovendien de dood van zijn vader – tien jaar geleden – nog altijd niet goed verwerkt. En nu zijn moeder weigert om nog langer geld te betalen voor het stallen van de urn met diens as, wordt het verdriet van toen weer opgerakeld. Terwijl Joris zeult met de urn, moet Yad op zoek naar een baantje. Die vindt hij in de thuiszorg, waar hij direct aan de slag mag bij Ans, toevallig de oma van Joris. Direct vanaf hun eerste oogcontact is er een enorme spanning tussen de twee twintigers en al gauw spreken ze voor het eerst af. De twee raken stapelverliefd op elkaar, maar op oma Ans na lijken hun families niet bepaald enthousiast te zijn. Yad en Joris komen dan ook uit totaal verschillende werelden. Yads ouders vluchtten met hun twee kinderen vanuit Syrië naar Nederland en zijn vastberaden hier te slagen; dat hij op jongens valt is al niet eenvoudig voor hen om te accepteren, maar thuiskomen met de ordinaire spierbundel Joris is geen goed idee. Simone ziet een schoonzoon van buitenlandse komaf ook absoluut niet zitten. Hun families drijven een wig tussen de smoorverliefde jongens en het is de vraag of het ooit wat kan worden tussen twee jongens die zo verschillend zijn.