Lloyd werd ondanks zichzelf symfonicus. Toen hij in de twintig was leek hij voorbestemd om een operacomponist te worden en het is waarschijnlijk dat hij, als de wisselvalligheden van de oorlog niet hadden ingegrepen, uitsluitend muziek voor het toneel zou hebben geschreven. In een artikel voor het juninummer 1939 van de Musical Monthly Record vroeg Harry Farjeon zich af waarom muziek voor Lloyd 'niet in de concertzaal maar in het theater werd gecentreerd' en citeerde hij de jonge componist als zijnde 'alleen geïnteresseerd in opera'. Er zijn sterke sporen in de symfonieën van wat had kunnen zijn: de intens lyrische, cantabile aard van het schrijven; de intermezzoachtige bewegingen; de opera buffa kwaliteiten van de finales en het gevoel voor de lange lijn die door die soepele en weidse melodieën loopt wijzen allemaal op een geboren operacomponist. Uiteindelijk werden zijn opera-aspiraties op wrede wijze afgebroken en het zijn zijn moedige, levensbevestigende twaalf symfonieën waar we naar moeten kijken om zijn ontwikkeling, herstel en uiteindelijke triomf in kaart te brengen.