Weinig Franse musici uit de 18e eeuw werden tijdens hun leven zo gewaardeerd, bewonderd en bejubeld als de virtuoze violist uit Lyon Jean-Marie Leclair. In 1753 werd hij in de Mercure de France omschreven als 'de beroemdste artiest die Frankrijk op het gebied van zuiver instrumentale muziek heeft gehad'. Drie jaar na zijn tragische dood - hij werd in 1764 vermoord door een jaloerse neef - herdacht Charles Henry de Blainville hem als 'de Corelli van Frankrijk', waar hij tot in het begin van de 19e eeuw gevierd werd. Friedrich Wilhelm Marpurg plaatste Leclair in 1754 op het niveau van Telemann, Händel en leden van de Bach-familie wat harmonie en contrapunt betreft; en voor Francesco Galeazzi was hij in 1790 de enige Fransman op de lijst van belangrijkste vioolmeesters in het Europa van de 18e eeuw, naast grote namen als Corelli, Vivaldi, Somis, Locatelli, Geminiani, Tartini en Stamitz. De Opus 7 concerten kunnen dan ook beschouwd worden als de bekroning en een sublieme samenvatting van Leclair's talenten als virtuoos en componist, één van de grootste van zijn tijd. Vuurwerk van geestigheid en virtuositeit, met de briljante violist Luis Otavio Santos (Diapason d'Or voor zijn album met Leclair Sonates uitgebracht bij Ramée) en Les Muffatti (5e album bij Ramée), onder de toverstaf van Peter Van Heyghen.