Wanneer Svea op haar veertigste verjaardag een kaart krijgt van haar Zweedse jeugdvrienden én ze de opdracht in de wacht sleept om het nieuwe boek van de Zweedse auteur Valdemar Cedergren te vertalen, kan dat geen toeval zijn. Ze besluit haar ongelukkige leven in Nederland voor een paar maanden de rug toe te keren, om naar het zomerhuis van haar overleden grootouders in het Zweedse Dalsland te gaan. Vertalen kan ze tenslotte overal.
Al snel na aankomst veroorzaakt ze een aanrijding op het bospad richting het zomerhuis. Sinds wanneer is daar überhaupt een zijweg? Dan beseft ze dat ze al twee jaar niet in Dalsland is geweest. De bestuurder van de andere auto stapt uit. Zijn lichtbruine haar, dat zo te zien al maanden niet is geknipt, golft over zijn schouders en hij heeft een lange, woeste baard. Hij ziet eruit als een Viking en is duidelijk net zo geschrokken als zij. Nadat hij heeft gevraagd of ze in orde is, stapt hij nors en bruusk in en rijdt weg. Die aanrijding blijkt de eerste te zijn van meerdere aanvaringen…