Het is oorlog en de Duitsers oefenen een waar schrikbewind uit in Groningen. Mensen worden gemarteld in het Scholtenhuis, het hoofdkwartier aan de Grote Markt. Gevangenen worden op de zolder van het Scholtenhuis opgesloten en verkeren in doodsangst. Moord en doodslag is aan de orde van de dag.
Onder hen bevindt zich dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard. Hij krijgt de schok van zijn leven als hij bij zijn zoon, de advocaat en gemeenteraadslid Koo Domela Nieuwenhuis, aan de Pelsterstraat 44 logeert en hem op 25 september 1944 doodgeschoten in zijn woning aantreft.
In zijn woede en verdriet vervloekt hij de Duitsers uit het raam van de woning en trekt daarmee de aandacht van het publiek. De Duitsers nemen hem mee en sluiten hem op in het Scholtenhuis. Met zijn medegevangenen brengt hij daar in onzekerheid zijn dagen door, want van niemand is bekend of hij/zij de volgende dag zal halen.
Domela Nieuwenhuis zette zijn ervaringen op papier en liet met zijn dagboek een waardevol document na dat inzage geeft in het leven van de Broederschap die op de zolder van het Scholtenshuis werd gevormd. Het dagboek is een laatste herinnering aan de gruwelvilla waar een strijd op leven en dood werd geleverd en waarvan de laatste fundamenten in 2010 zijn opgeruimd.
Een fragment uit zijn dagboek verraadt de pijn en het leed wat door Domela Nieuwenhuis is heengegaan.
`Ik ben 74 en door Koo’s heengaan, kreeg ik een geweldige schok en werd mijn evenwichtsgevoel verbroken. Geestelijk was het de diepste en mooiste gemeente op die zolder van mijn leven. Ik bereidde velen voor om doodgeschoten te worden, streed en leed met de mishandelden, uit wie men door marteling andere namen van de ‘Ondergrondse’ wilde halen. Ik troostte, bad en worstelde met hen.
Het gezin was kapot. ‘Jan Derk kruipt ’s avonds vlug onder de dekens, dan snikt hij het uit- met gebalde vuisten ligt hij te schudden, wat hij zegt, zal ik hier maar verzwijgen.’ Schrijft Astrid, de vrouw van Koo, in een brief aan haar schoonvader.
‘Liever dood dan slaaf’ is een uniek en ontroerend relaas over een groep mensen die door het Duitse lot tegen wil en dank met elkaar in contact worden gebracht.