Anna, een vierentwintigjarige Vlaamse vrouw, studeert geschiedenis in Amsterdam. Als ze zwanger raakt, keert ze terug naar Belgiƫ en neemt haar intrek in het huis van haar pas overleden vader. Anna voelt haar kind in zich groeien, maar raakt steeds meer in de greep van het verleden. Zo is ze gefascineerd door de krantenknipsels die haar Vader massaal verzamelde maar ze slaagt er niet in er orde in te scheppen. Met haar grootmoeder die zwijgend en roerloos aan haar raam op de dood wacht. krijgt ze geen contact. Maar wie om blijft kijken, verandert net als de vrouw van Lot in een zoutpilaar. Deze onbeweeglijkheid en passiviteit lijken de zwangere vrouw steeds meer te bevangen. Dat maakt de roman uiterst beklemmend.