Dit is het boek waarmee Van Deursen beroemd werd. Het beschrijft de twisten over de godsdienst tijdens het Twaalfjarig Bestand, de onenigheid tussen Maurits en Oldenbarnevelt, maar vooral de gedachten en belevenissen van het gewone volk in die dagen. Kerkelijke discussies werden in die tijd fel gevoerd, in kroegen en trekschuiten. Van Deursen weet ons als geen ander midden in de Gouden Eeuw te plaatsen.