Gedurende meer dan tweeduizend jaar hebben Chinese daoïsten zich teruggetrokken uit het dagelijks leven om zich in stilte als kluizenaar te wijden aan geestelijke rust, onthechting en eenvoud. Hun aandeel in de geschiedenis lijkt marginaal, maar is dat allerminst. Talrijke keizers deden een beroep op de ‘verheven heren’ omdat uit hun teruggetrokken levenshouding een sterk commentaar op het ambtelijk apparaat sprak en zij door hun weigering een bestuurlijke rol op zich te nemen boven de massa uitstaken. Hun overtuiging dat wuwei (‘niet-ingrijpen’, zich bevrijden van door van buiten opgedrongen motiveringen) leidend dient te zijn in het leven inspireert nog steeds. En de grote thema’s die hen bezighielden – bijvoorbeeld: hoe bewaar ik mijn integriteit en autonomie in een wereld die van elk individu totale inzetbaarheid eist – hebben na al die eeuwen niets aan actualiteit ingeboet. Jan De Meyer duidt de levens van talrijke van deze anachoreten en vertaalde klassieke teksten over hun leven in afgelegen bergen en grotten, wat leidt tot diepzinnige kennis van een fenomeen dat in een overvolle wereld die iedere dag nieuwe prangende kwesties lijkt op te werpen alleen maar relevanter wordt.