Naar aanleiding van het succes van de poëzie van Ossian tijdens het Eerste Keizerrijk gaf de Opéra-Comique Méhul de opdracht een kort en aangrijpend werk te schrijven, geïnspireerd op de Keltische mijmeringen van James Macpherson. De componist had het briljante idee om de nevelen van deze Schotse fantasiewereld in zijn muziek op te roepen door gebruik te maken van de 'grisaille' sonoriteit van een orkest zonder violen. De gotische kleuring van de blaasinstrumenten met verdeelde altviolen, de melancholieke poëzie van de harp en de solohoorn die vaak uit de tutti naar voren komen, contrasteren met de krijgskoren en de strijdlustige uithalen van Larmor en Uthal. De Hymne aan de Slaap, een bij uitstek romantisch bardisch lied, werd beschouwd als een van Méhuls mooiste stukken, en werd door de studenten van het Conservatorium bij zijn begrafenis in 1817 over zijn graf gezongen.