1. Psalmzingt Gods gunstgenoten geeft (Ps. 30 : 3 en 8)
- Ik roem in God; ik prijs ‘t onfeilbaar woord (Ps. 56 : 5)
- Laat ‘s Heeren lof ten hemel rijzen (Ps. 147 : 1)
2. Mijn ziel is immers stil tot God (Ps. 62 : 1)
- De bergen zullen vrede dragen (Ps. 72 : 2)
- Zalig hij, die in dit leven (Ps. 146 : 3)
3. Geen onheil zal de stad verstoren (Ps. 46 : 3)
- Dat vreed’ en aangename rust (Ps. 122 : 3)
- Sion, loof met dankb’re stem (Ps. 135 : 12)
4. Welzalig hij, die in der bozen raad (Ps. 1 : 1)
- Des Heeren wet nochtans (Ps. 19 : 4)
- Zo ik niet had geloofd dat in dit leven (Ps. 27 : 7)
5. Beminnaars van den Heer (Ps. 97 : 6)
- Gaat tot Zijn poorten in met lof (Ps. 100 : 3 en 4)
- Doet bij uw harp de psalmen horen (Ps. 98 : 3)
6. Zijn machtig arm beschermt de vromen (Ps. 33 : 10)
- Maar ‘t vrome volk in U verheugd (Ps. 68 : 2)
- Hoop op den Heer, gij vromen (Ps. 130 : 4)
7. Gedenk niet meer aan ‘t kwaad dat wij bedreven (Ps. 79 : 4)
- Leer mij naar Uw wil te hand’len (Ps. 86 : 6)
- Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort (Ps. 89 : 7
8. ‘k Sla d’ ogen naar ‘t gebergte heen (Ps. 121 : 1)
- Nu zal ik voor de welda�n, die ‘k genoot (Ps. 116 : 8 en 10)
- ‘k Zal in Uwe tent verkeren (Ps. 61 : 3 en 7)