Khruangbin is altijd meertalig geweest. Uiteenlopende muzikale stijlen als Oost-Aziatische surfrock, Perzische funk of Jamaicaanse dub weet Khruangbin vloeiend met elkaar in harmonie te brengen. En op hun derde album komt daar zomaar veel zang bij. Het merendeel van de tien songs heeft zangpartijtjes. Niet echt dominante leadzang, maar meer dromerige, uitgerekte zanglijnen die de songs het nodige cement geven. Hun voornamelijk instrumentale muziek, zoals we die tot dusver kenden, miste niet echt zang maar nu het er is wil je niet meer zonder. Natuurlijk blijft die houterige speelstijl supercharmant en is het bezwerend hoe gitaar en bas elkaar de ruimte geven. Khruangbin klinkt als niets-aan-de-hand wachtkamermuziek, je hoopt dat je nooit aan de beurt bent en eindeloos kan blijven genieten van de heerlijke muziek. Als je aan al die bands denkt die je deze zomer op de afgelaste festivals zult missen, denken we nog het meest aan Khruangbin. Wat zou het heerlijk onbezorgd genieten zijn geweest. Gelukkig kunnen we ‘Mordechai’ eindeloos vaak draaien.